zaterdag 2 februari 2013

Martin Parr

http://www.martinparr.com/blog/


Behorende bij onderstaande artikel:


pagina 8 - 9
Aan de kleine dingen lees je machtsverhoudingen af; de gasten op een feestje, de nummers in een mobiel. In Afrika zie je dat de witte man er niet meer toe doet.
Geen Zambiaanse minister komt nog naar de viering van Koninginnedag in Lusaka. Bradford Machila was minister van Vee & Visserij in Zambia, toen president Banda zijn ministers verbood nog naar feestjes van ‘donoren’ te gaan. Ook mochten bewindslieden alleen nog met een officieel schrijven door diplomaten worden benaderd.
Sindsdien bezoeken plaatsvervangende ministers of lager de Amerikaanse Independence Day en Koninginnedag in Lusaka. Voorheen belden westerse ambassadeurs Machila op zijn mobieltje. Sinds het presidentieel bevel verloopt contact met een minister via Zambia’s ministerie van Buitenlandse Zaken. Kind aan huis in de ministeriële werkkamer is nu de Braziliaan, Indiër en Chinees die onderhandelt over zijn investering. Ook in de bar is de witte man geen gewilde partij meer. Mooie meisjes kijken niet naar hem om.
De kudde ‘Afrikaanse Leeuwen’ zoals de groei-economieën worden genoemd naar analogie van de Aziatische tijgers in de jaren negentig, breidt uit: Nigeria, Kenia, Ghana, Zambia, Angola, Oeganda, Rwanda en Ethiopië. Met tien jaar economische groei op de teller hebben hun hoofdsteden wolkenkrabbers, sushibars en iPhones.
De witte man ís er nog wel: de diplomaat, hulpverlener of ontwikkelingswerker. Hij speelt alleen geen rol van betekenis. In de jaren zeventig bestond 70 procent van alle geldstromen van Noord naar Zuid uit hulp. Nu is dat 13 procent.
Het afnemend gewicht van hulp ging niet gepaard met toenemende handel en investeringen door Westerse bedrijven. Het West-Europese aandeel in de totale internationale handel met Afrika nam in dertig jaar af van 51 naar 28 procent. Ja, enkele Westerse multinationals als Heineken en Unilever investeren in Afrika, maar zij zijn daar al lang actief. Het gros van de Westerse bedrijven heeft geen Afrikastrategie. Ze vinden Afrika eng en onvoorspelbaar. Of, in de woorden van een Nederlandse consultant in Zambia: Ze zijn niet tough enough.
De grootste verandering in Afrika is in gang gezet door een partij die daar helemaal niet op uit was. China haalt in Afrika koper, tin, bauxiet, ijzererts, coltan en hardhout en legt wegen, bruggen, spoorwegen, vliegvelden en voetbalstadions aan. Vliegvelden en voetbalstadions als cadeau aan Afrikaanse leiders; infrastructuur om de bodemschatten naar het Oosten te voeren. Goede bedoelingen heeft de Aziatische grootmacht niet. Onbedoeld maar positief neveneffect van zijn investering is de ontketening van indolente economieën.
De witte man ziet het met lede ogen aan. Zijn eigen onvermogen vertaalt hij in morele afkeuring: China is een roofkapitalist die Afrika plundert. Dat ontlokt de Afrikaanse elite, die met toenemende welvaart aan eigenwaarde wint, een spottende lach. „Deden jullie westerlingen dat niet een eeuw lang?!”
Rest de witte man iets anders dan met de staart tussen de benen Afrika verlaten? Jawel, hij moet zich herbezinnen op zijn rol en zijn relatie met Afrika herzien. Allereerst moet hij afstappen van de superioriteit en het paternalisme waarmee hij zich honderdvijftig jaar door Afrika bewoog. Dat Afrikanen blij zijn met de Chinezen, komt niet in de laatste plaats door de zakelijke (lees: gelijkwaardige) verhouding die de Chinezen voorstaan.
Vervolgens moet het Westen helder krijgen wat het in Afrika te zoeken heeft. Er zijn minstens drie gronden voor die nieuwe Afrikapolitiek. Geopolitiek, economie en humanitarisme.
Het duurde even, maar Frankrijk met in het kielzog Engeland en Amerika hebben ingezien dat een islamistische Maghreb geen fijn vooruitzicht is. Van rechts naar links, van Somalië naar Mauretanië, wordt Afrika ingesnoerd in een gordel van radicale islam. De Verenigde Staten noch China zullen voorop gaan in de strijd tegen islamistische radicalen en roversbendes. Europa heeft geopolitiek belang bij een stabiel Afrika.
De tweede grond voor een nieuwe Afrikapolitiek is economisch: in een eeuw waarin grondstoffen schaars worden, is Afrika hoeder van de meeste voorraden. Afrika’s economische groei voert terug op de stijging van grondstofprijzen. China heeft toegang tot grondstoffen, Brazilië en India halen hun deel binnen. Gehinderd door zijn koloniale geschiedenis, blijft de witte man weg.
En het economisch motief is tweeledig. Afrika heeft niet alleen grondstoffen, het is een rap groeiende markt voor Europese industrie. Adviesbureaus McKinsey en KPMG stellen dat nergens de winst op investeringen groter is dan beneden de Sahara.
Derde grond voor Afrikapolitiek is vertrouwder terrein: mededogen met mensen die zijn opgesloten in uitzichtloze armoede. Afrika’s groeipad lijkt niet op dat van Westerse landen. De zogenaamde trickle down, het doorsijpelen van rijkdom, blijft vooralsnog uit. In de groei-economieën Angola en Mozambique neemt armoede toe. Bovendien blijft diversificatie van de economieën vaak uit, wat de Leeuwen kwetsbaar maakt voor een daling van grondstofprijzen. Beneden de Sahara krijg je rijke landen vol arme mensen. Conflicten, gevolg van toenemende ongelijkheid en hongersnoden, door klimaatverandering, zullen het aantal humanitaire rampen hoog houden.
De witte man moet de kunst van Realpolitik van China afkijken en vervolgens zijn eigen, fatsoenlijke Afrikapolitiek ontwerpen. Daarvoor moet de westerling zich bevrijden van zijn beladen verleden: niet bang zijn ‘neokoloniaal’ te heten wanneer hij meedoet in de concurrentie om grondstoffen. En subiet zijn superioriteitswaan laten varen en Afrika gelijkwaardig tegemoet treden.
Het is terecht dat Frankrijk de strijd aanbindt met islamistische rebellen in Mali. Maar dan ook volgens de wetten van de Realpolitik eerste keus eisen als straks concessies voor uranium of landbouwgrond worden verdeeld. Dan moeten westerlingen niet langer negeren dat goede hulp een enorme gunfactor oplevert voor het Nederlandse bedrijfsleven, dat bovendien Afrikaanse wegen mag aanleggen als Nederland betaalt.
Wil de witte man in Afrika van betekenis blijven - en dat is hem gezien politiek-economische perspectieven aan te raden - dan moet hij snel af van zijn aanmatigend paternalisme. Zijn ‘deftigheid in het gedrang’ levert hem niks op. Pas als hij respect afdwingt met robuuste Realpolitik, wordt hij in Afrika niet langer voor schlemiel versleten. Dan komt Zambia’s minister straks langs op Koningsdag.