http://www.nafva.nl
Nederlandse Amateur Fotografen Vereniging Amsterdam
Leden:
www.jokevanvlijmen.nl
donderdag 28 februari 2013
maandag 25 februari 2013
Florian van Roekel
Sinds 1999 woont fotograaf Florian van Roekel (1980) in Amsterdam, midden in de populaire winkelbuurt de Negen Straatjes. Van Roekel, afkomstig uit een plattelandsdorp, voelde zich er de laatste jaren steeds minder thuis. „De stad was voor mij alleen nog maar een plaats waar je je geld kon uitgeven aan spullen of drankjes. En er waren te veel prikkels. Ik trok mezelf steeds meer terug achter mijn computer: fotoshoppen, Facebookpagina bijhouden. Ik werd een kluizenaar.”
Dit voorjaar won hij op het mode- en fotofestival in het Zuid-Franse Hyères de LVMH digital photography award met zijn afstudeerproject van de KABK in Den Haag, How Terry likes his coffee, een fotoboek over het kantoorleven in Nederland, en eigenlijk ook over zijn eigen leven. „Ik verbeeldde me dat die mensen geen betekenisvol contact konden maken met anderen, en de plek waar ze waren.” De 10.000 euro die hij kreeg, besloot hij aan te wenden voor een project waar hij al een tijdje aan zat te denken: zelf een gebouw neerzetten.
In een bosrijke omgeving in het zuiden van het land bouwen hij en zijn vriendin nu van balen stro een buitenhuis naar eigenontwerp. De vorm die het heeft, drie aaneengesloten cirkels, werd bepaald door de plek, zegt hij.
Van Roekel voelt zich weer prima. „Het geeft voldoening om iets fysieks te doen.”
http://www.florianvanroekel.com
How terry likes his coffee.
Willem Poelstra
In 2000 brak Willem Poelstra (Nederland, 1956) zijn rug op drie plaatsen. Het betekende een radicale omslag in het leven van de voormalige beroepsduiker en manager. In 2005 studeerde hij, na een revalidatieproces en een opleiding van drie jaar, af aan de Fotoacademie in Amsterdam. Al snel vestigde Poelstra zijn naam met het boek 112 Ambulance Amsterdam (2008), waarvoor hij gedurende een periode van vier jaar zeventig diensten van acht uur op de ambulance meereed. Het bracht hem in 2005 en 2008 prijzen bij de Zilveren Camera. In 2009 en 2010 won hij opnieuw, ondermeer met zijn reportage over de volksbuurt Den Haag Zuidwest.
Voor BredaPhoto reisde Poelstra begin 2012 af naar Kosovo. Het was een jaar nadat zijn vader overleed en hem een doos met foto’s en documenten naliet. Daaruit verwierf de fotograaf meer inzicht in het verleden van zijn Joodse moeder, die veel familieleden had verloren in de kampen, en zijn vader die tijdens de Tweede Wereldoorlog vrijwillig in een Berlijnse locomotievenfabriek had gewerkt. Ondanks deze tegenstellingen vonden zijn ouders elkaar: na de oorlog trouwden zij en bleven de rest van hun leven samen. In zijn project For Hana. Future stories from the past trekt Poelstra de gevolgen van de oorlog op zijn eigen familie door naar het heden. Sinds de oorlog van 1999 staan in Kosovo bevolkingsgroepen lijnrecht tegenover elkaar. Toch zullen zij een manier moeten vinden om samen te leven. Al dan niet in gewapende vrede.
http://www.willempoelstra.nl/For-Hanna-FSFTP
donderdag 21 februari 2013
zaterdag 16 februari 2013
maandag 11 februari 2013
Gemist, helaas
Vanaf Zaterdag 22 september 2012 tot Zondag 06 januari 2013
Amersfoort -
Kunsthal KAdE toont 'The Dwelling Life of Man', topstukken van Amerikaanse en Europese fotografen uit de Martin Z. Margulies Collectie, Miami.
Van 22 september 2012 t/m 6 januari 2013 is in Kunsthal KAdE een selectie van 160 werken te zien uit de omvangrijke fotocollectie van Martin Z. Margulies. Gastcurator is de Fransman Régis Durand (oud-directeur van tentoonstellingscentrum Jeu de Paume en van het Centre National de la Photograhie, beiden in Parijs). In zijn selectie concentreert Durand zich op fotografie waarin de 'condition humaine' centraal staat: zowel de fysieke gebouwde omgeving, als de mensen die daarin leven en werken en de karakteristieke 'tekens' die in de leefomgeving van de mens voorkomen.
Durand selecteerde wereldberoemde fotografen/ kunstenaars uit de twintigste eeuw. Er zijn werken te zien van onder meer: Walker Evans, Dorothea Lange, Lee Friedlander, Ed Ruscha, Helen Levitt, Stephen Shore, William Eggleston, Andreas Gursky, Gillian Wearing, Gregory Crewdson, Joel Sternfeld en Roni Horn.
zaterdag 2 februari 2013
Martin Parr
http://www.martinparr.com/blog/
Behorende bij onderstaande artikel:
pagina 8 - 9
Behorende bij onderstaande artikel:
Aan de kleine dingen lees je machtsverhoudingen af; de gasten op een feestje, de nummers in een mobiel. In Afrika zie je dat de witte man er niet meer toe doet.
Geen Zambiaanse minister komt nog naar de viering van Koninginnedag in Lusaka. Bradford Machila was minister van Vee & Visserij in Zambia, toen president Banda zijn ministers verbood nog naar feestjes van ‘donoren’ te gaan. Ook mochten bewindslieden alleen nog met een officieel schrijven door diplomaten worden benaderd.
Sindsdien bezoeken plaatsvervangende ministers of lager de Amerikaanse Independence Day en Koninginnedag in Lusaka. Voorheen belden westerse ambassadeurs Machila op zijn mobieltje. Sinds het presidentieel bevel verloopt contact met een minister via Zambia’s ministerie van Buitenlandse Zaken. Kind aan huis in de ministeriële werkkamer is nu de Braziliaan, Indiër en Chinees die onderhandelt over zijn investering. Ook in de bar is de witte man geen gewilde partij meer. Mooie meisjes kijken niet naar hem om.
De kudde ‘Afrikaanse Leeuwen’ zoals de groei-economieën worden genoemd naar analogie van de Aziatische tijgers in de jaren negentig, breidt uit: Nigeria, Kenia, Ghana, Zambia, Angola, Oeganda, Rwanda en Ethiopië. Met tien jaar economische groei op de teller hebben hun hoofdsteden wolkenkrabbers, sushibars en iPhones.
De witte man ís er nog wel: de diplomaat, hulpverlener of ontwikkelingswerker. Hij speelt alleen geen rol van betekenis. In de jaren zeventig bestond 70 procent van alle geldstromen van Noord naar Zuid uit hulp. Nu is dat 13 procent.
Het afnemend gewicht van hulp ging niet gepaard met toenemende handel en investeringen door Westerse bedrijven. Het West-Europese aandeel in de totale internationale handel met Afrika nam in dertig jaar af van 51 naar 28 procent. Ja, enkele Westerse multinationals als Heineken en Unilever investeren in Afrika, maar zij zijn daar al lang actief. Het gros van de Westerse bedrijven heeft geen Afrikastrategie. Ze vinden Afrika eng en onvoorspelbaar. Of, in de woorden van een Nederlandse consultant in Zambia: Ze zijn niet tough enough.
De grootste verandering in Afrika is in gang gezet door een partij die daar helemaal niet op uit was. China haalt in Afrika koper, tin, bauxiet, ijzererts, coltan en hardhout en legt wegen, bruggen, spoorwegen, vliegvelden en voetbalstadions aan. Vliegvelden en voetbalstadions als cadeau aan Afrikaanse leiders; infrastructuur om de bodemschatten naar het Oosten te voeren. Goede bedoelingen heeft de Aziatische grootmacht niet. Onbedoeld maar positief neveneffect van zijn investering is de ontketening van indolente economieën.
De witte man ziet het met lede ogen aan. Zijn eigen onvermogen vertaalt hij in morele afkeuring: China is een roofkapitalist die Afrika plundert. Dat ontlokt de Afrikaanse elite, die met toenemende welvaart aan eigenwaarde wint, een spottende lach. „Deden jullie westerlingen dat niet een eeuw lang?!”
Rest de witte man iets anders dan met de staart tussen de benen Afrika verlaten? Jawel, hij moet zich herbezinnen op zijn rol en zijn relatie met Afrika herzien. Allereerst moet hij afstappen van de superioriteit en het paternalisme waarmee hij zich honderdvijftig jaar door Afrika bewoog. Dat Afrikanen blij zijn met de Chinezen, komt niet in de laatste plaats door de zakelijke (lees: gelijkwaardige) verhouding die de Chinezen voorstaan.
Vervolgens moet het Westen helder krijgen wat het in Afrika te zoeken heeft. Er zijn minstens drie gronden voor die nieuwe Afrikapolitiek. Geopolitiek, economie en humanitarisme.
Het duurde even, maar Frankrijk met in het kielzog Engeland en Amerika hebben ingezien dat een islamistische Maghreb geen fijn vooruitzicht is. Van rechts naar links, van Somalië naar Mauretanië, wordt Afrika ingesnoerd in een gordel van radicale islam. De Verenigde Staten noch China zullen voorop gaan in de strijd tegen islamistische radicalen en roversbendes. Europa heeft geopolitiek belang bij een stabiel Afrika.
De tweede grond voor een nieuwe Afrikapolitiek is economisch: in een eeuw waarin grondstoffen schaars worden, is Afrika hoeder van de meeste voorraden. Afrika’s economische groei voert terug op de stijging van grondstofprijzen. China heeft toegang tot grondstoffen, Brazilië en India halen hun deel binnen. Gehinderd door zijn koloniale geschiedenis, blijft de witte man weg.
En het economisch motief is tweeledig. Afrika heeft niet alleen grondstoffen, het is een rap groeiende markt voor Europese industrie. Adviesbureaus McKinsey en KPMG stellen dat nergens de winst op investeringen groter is dan beneden de Sahara.
Derde grond voor Afrikapolitiek is vertrouwder terrein: mededogen met mensen die zijn opgesloten in uitzichtloze armoede. Afrika’s groeipad lijkt niet op dat van Westerse landen. De zogenaamde trickle down, het doorsijpelen van rijkdom, blijft vooralsnog uit. In de groei-economieën Angola en Mozambique neemt armoede toe. Bovendien blijft diversificatie van de economieën vaak uit, wat de Leeuwen kwetsbaar maakt voor een daling van grondstofprijzen. Beneden de Sahara krijg je rijke landen vol arme mensen. Conflicten, gevolg van toenemende ongelijkheid en hongersnoden, door klimaatverandering, zullen het aantal humanitaire rampen hoog houden.
De witte man moet de kunst van Realpolitik van China afkijken en vervolgens zijn eigen, fatsoenlijke Afrikapolitiek ontwerpen. Daarvoor moet de westerling zich bevrijden van zijn beladen verleden: niet bang zijn ‘neokoloniaal’ te heten wanneer hij meedoet in de concurrentie om grondstoffen. En subiet zijn superioriteitswaan laten varen en Afrika gelijkwaardig tegemoet treden.
Het is terecht dat Frankrijk de strijd aanbindt met islamistische rebellen in Mali. Maar dan ook volgens de wetten van de Realpolitik eerste keus eisen als straks concessies voor uranium of landbouwgrond worden verdeeld. Dan moeten westerlingen niet langer negeren dat goede hulp een enorme gunfactor oplevert voor het Nederlandse bedrijfsleven, dat bovendien Afrikaanse wegen mag aanleggen als Nederland betaalt.
Wil de witte man in Afrika van betekenis blijven - en dat is hem gezien politiek-economische perspectieven aan te raden - dan moet hij snel af van zijn aanmatigend paternalisme. Zijn ‘deftigheid in het gedrang’ levert hem niks op. Pas als hij respect afdwingt met robuuste Realpolitik, wordt hij in Afrika niet langer voor schlemiel versleten. Dan komt Zambia’s minister straks langs op Koningsdag.